Abstract
The Homo Sacer series can be understood as an inquiry into the conditions of possibility of Western politics. Martijn Boven discusses the coherence of the series and how Agamben unfolds this "philosophical archaeology" within it.
In 1995, the Italian philosopher Giorgio Agamben published Homo Sacer: Sovereign Power and Bare Life (Homo sacer. Il potere sovrano e la nuda vita), the first book in a series of nine. Nearly twenty years later, in a gesture characteristic of Agamben, the project was not so much concluded as "abandoned" (abbandonata). According to Agamben, this is the only way a philosophical work can come to an end—it can never be completed, only discontinued. He perceives philosophical work as an impossible construction, one that, from its very inception, can only be conceived of as a ruin. The structuring of the Homo Sacer series into four unequal sections evokes this same image of a deliberately constructed ruin.
[In Dutch: De Homo sacer-reeks kan begrepen worden als een onderzoek naar de mogelijkheidsvoorwaarden van de westerse politiek. Martijn Boven bespreekt de samenhang van de reeks en hoe Agamben daarin deze ‘filosofische archeologie’ uiteenzet. In 1995 verscheen Homo sacer. De soevereine macht en het naakte leven (Homo sacer. Il potere sovrano e la nuda vita) van de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben, het eerste boek in een reeks van negen. Bijna twintig jaar later, met een geste die typerend is voor Agamben, wordt het project niet zozeer afgerond, maar ‘opgegeven’ (abbandonata). Dit is volgens Agamben de enige manier waarop een filosofisch werk kan worden beëindigd. Het kan nooit worden voltooid, maar kan alleen worden gestaakt. Hij ziet het filosofische werk als een onmogelijk bouwwerk dat al vanaf zijn vroegste begin alleen als ruïne denkbaar is. De indeling van de Homo sacer-reeks in vier ongelijke afdelingen roept ditzelfde beeld van een bewust geconstrueerde ruïne op.]